terça-feira, 6 de fevereiro de 2007

Meer dan biologisch

door: Jay Walljasper
Ode nummer: 94

De kiem voor de volgende ecologische en sociale revolutie is al gelegd in de regenwouden van Zuid-Amerika – en op andere plaatsen waar u het niet zou verwachten.


Ons bootje schommelt over de onvoorstelbaar brede Amazone, buigt af naar een snelstromende zijrivier met de kleur van chocolademelk en draait ten slotte een stroom op naar het hart van het regenwoud. In de bomen boven ons klimmen apen, terwijl de motorboot steeds langzamer voort tuft tot het stroompje te nauw wordt om door te varen. Hier wonen José Luiz de Oliveira en zijn 17-jarige zoon Alex op een boerderijtje, waar je overal het fluiten van vogels en het tropische zoemen van insecten hoort. In de koele modder onder hun steiger stoeien varkentjes en lopen eenden in ganzenpas.

De boottocht is in veel opzichten een reis naar het verleden. Afgezien van de zonnige open plek rond het huis is het bos hier grotendeels onaangetast. De familie De Oliveira leeft zoals de mensen hier eeuwenlang hebben geleefd: ze leven van het land, de rivier en hun dieren. Het is een betoverend oord, mits je eenmaal aan de muggen bent gewend. Maar de schoonheid en stilte leiden hier niet tot welvaart. Het huisje heeft geen elektriciteit, telefoon of ventilators en er zitten geen horren in de ramen.

De grote discussies over duurzame ontwikkeling die in overheidscommissies, milieuinstellingen, directiekamers en protestacties in de hele wereld worden gevoerd, gaan in wezen over dit stukje land. Is het mogelijk om de familie De Oliveira iets te brengen van de verworvenheden van het moderne leven – zoals middelbare school en schoenen voor Alex – zonder daarbij andere waardevolle dingen teniet te doen? Waardevolle dingen zoals het regenwoud van het Amazonegebied zelf, dat voor de hele aarde van essentieel belang is als bron van ecologisch evenwicht en potentiële nieuwe geneesmiddelen.

José nodigt ons uit onder het afdak van palmstengels aan het eind van hun steiger, waar we een poosje verhalen zitten te vertellen en meningen uitwisselen. Voor hen is dit een welkome afwisseling van het werk in de hitte en een mooie gelegenheid om te pronken met hun manden vers geplukte açaí, die ze uit de toppen van de palmbomen rond hun huis hebben gehaald.

Açaí, een vrucht met de kleur van een bosbes maar iets groter, is de aanleiding van onze komst. Een tijdje geleden is buiten het regenwoud ontdekt dat dit een soort ‘supervoedingsmiddel’ is: een voedzaam bommetje vol aminozuren, vezels, essentiële vetzuren en meer van de gewilde antioxidanten dan er in rode wijn of bosbessen zitten. Veel mensen beweren na het eten ervan een energiestoot te voelen – en ik kan het na een lange dag op de rivier alleen maar bevestigen. Nu açaí-producten in steeds meer natuurvoedingswinkels verkrijgbaar zijn (ook in Nederland), biedt deze bes perspectief op een ontwikkeling van het Amazonegebied, waarbij de trieste keuze tussen aantasting van het milieu of eeuwige armoede vermeden kan worden.

Mijn metgezel op de boot is Travis Baumgardner, een Texaan van 31 jaar die in Rio de Janeiro milieugeografie heeft gestudeerd en nu leiding geeft aan de Braziliaanse tak van het Amerikaanse bedrijf Sambazon. Braumgardner is ervan overtuigd dat açaí de bevolking van het Amazonegebied met klinkende munt duidelijk zal maken dat het lucratiever is het regenwoud te laten staan dan het te kappen voor veeteelt of de verbouw van sojabonen. Daarom is dit boottochtje meer dan een reis naar het verleden: het is een reis naar een duurzame toekomst.

Sambazon maakt deel uit van een nieuwe stroom ondernemingen. Deze bedrijven willen ecologisch herstel en economische rechtvaardigheid integreren in hun bedrijfsvoering – een streven dat bekendstaat als ‘marktgestuurd milieubehoud’. Samen hopen deze bedrijven – waaronder Guayakí (maté-dranken), Manitoba Harvest (voedingsmiddelen van hennep), Adina (vruchtendranken) en Jungle Products (oliën uit tropische planten) – de natuurvoedingsindustrie ‘beyond organic’, ofwel ‘meer dan biologisch’, te maken.
Niet alleen wijzen ze chemische bestrijdingsmiddelen en genetische manipulatie af, maar ze willen ook producten maken die door hun verbouwmethoden en verwerkingsprocessen een positieve bijdrage leveren aan het milieu en aan de lokale gemeenschappen.

Het in 2000 opgerichte Sambazon verkoopt açaí in heel Noord-Amerika, Europa en Brazilië in de vorm van kant-en-klare smoothies, diepvriespakjes, poeder en capsules. In november kreeg het bedrijf de Amerikaanse Award for Corporate Excellence (een prijs voor kwaliteit in bedrijven) van de minister van Buitenlandse Zaken, Condoleezza Rice, voor Amerikaanse bedrijven die in andere landen actief zijn. De andere winnaars: General Motors en Goldman Sachs.

Maar Sambazon werkt volgens heel andere principes dan deze, en de meeste andere, bedrijven. Bij Sambazon kunnen ze trots verklaren dat ze açaí van coöperaties en kwekers kopen tegen een hogere prijs dan die van de gebruikelijke tussenhandelaren. Ze kunnen met recht beweren dat ze de arbeiders op hun nieuwe vruchtverwerkende fabriek in Macapa, aan de monding van de Amazone, drie keer het normale lokale loon betalen. Bovendien doet het bedrijf zijn best om kleine boeren te helpen een het certificaat ‘biologisch’ te krijgen: een duur en ingewikkeld proces voor arme mensen die niet gewend zijn aan administratieve rompslomp.

De 32-jarige oprichter van Sambazon, Ryan Black, ex-rugbyprofessional bij de Minnesota Vikings, ontdekte açaí tijdens een surfvakantie in Brazilië. Black ziet door de vrije markt gestuurd milieubehoud als de volgende logische stap voor de succesvolle biologische industrie. ‘We willen iets teruggeven als onderdeel van het productieproces’, stelt hij. ‘We willen positieve verandering integreren in onze bedrijfsvoering.’

Black is ervan overtuigd dat mede hierdoor de markt kan worden gedemocratiseerd. ‘Het betekent dat je mensen geeft wat ze willen: een kans om dagelijks via hun portemonnee te stemmen. Iedereen kan het beleid meehelpen bepalen door geld uit te geven aan de toekomst die híj wil.’

De toekomst veranderen: voor ieder bedrijf is dat een tamelijk ambitieus streven, maar vooral voor een bedrijf dat wordt geleid door mensen die nog niet eens waren geboren in 1970, toen de eerste Earth Day werd gevierd en voordat de Club van Rome haar doemscenario presenteerde over de ‘grenzen aan de groei’. Intussen krijgen ze echter steun van mensen die respect genieten in zowel milieukringen als in de zakenwereld.

Zoals Meindert Brouwer, een bedrijfsadviseur die samenwerkt met het Wereld Natuur Fonds en Hivos, heeft Amazon Your Business geschreven, een boek over initiatieven in het regenwoud dat binnenkort uitkomt. Brouwer zegt: ‘Sambazon doet het geweldig. De açaí wordt op een ecologisch verantwoorde manier verbouwd. Van het begin af aan hebben ze lokale organisaties erbij betrokken, wat handig was voor de lokale producenten. Het zijn heel jonge mensen en ze zijn een voorbeeld van het type jonge ondernemers dat de dingen anders aanpakt. Ze vertegenwoordigen een nieuwe generatie van zakenmensen.’

Brouwer voorspelt dat de nieuwe ‘meer dan biologisch’-beweging veel invloed zal krijgen, omdat ze zo goed aansluit bij een aantal andere trends die hij waarneemt:

* een nieuwe nadruk op transparantie in bedrijven;

* een groeiende invloed van ideeën over maatschappelijk verantwoord ondernemen;

* de vraag van consumenten naar authenticiteit in producten;

* luidere internationale oproepen om de armoede uit te bannen;

* een toenemende druk om de natuur te beschermen;

* en bedrijven die zich bekommeren om de slinkende voorraad natuurlijke grondstoffen.

Ook Jan Oosterwijk – een pionier in de beweging van maatschappelijk verantwoord ondernemers, die aan de wieg stond van de activiteiten van zowel The Body Shop als Ben & Jerry’s in Nederland en andere Europese landen – is een voorvechter van marktgestuurd milieubehoud. Hij is één van de investeerders van Sambazon (en ook, voor alle openheid, van Ode] en overweegt te investeren in Guayakí, dat in zijn ogen het meest vergaande nieuwe voorbeeld is voor biologische bedrijven.

Guayakí brengt yerba-maté op de markt, een op thee lijkende drank uit Zuid-Amerika, die doorgaans wordt verbouwd op grote plantages met de gebruikelijke methodes van de agrarische industrie, maar het groeit ook in de schaduw, net als koffie, en Guayakí betaalt een toeslag voor in het regenwoud verbouwde biologische yerba.

Oosterwijk noemt Guayakí ‘grensverleggend’: niet alleen wordt afgezien van schadelijke verbouwmethoden, maar bovendien probeert het bedrijf met nieuwe methodes de aantasting van het milieu (die ook bij biologische landbouw onherroepelijk ontstaat) tegen te gaan. ‘Ze bewijzen dat bedrijven een middel tot herstel kunnen zijn’, zegt Oosterwijk over zowel Guayakí als Sambazon. ‘Door wilde soorten te redden, eerlijke handel voor arbeiders te propageren en de aarde te herstellen.’

De jonge ‘meer dan biologisch’-beweging (waarvan de eerste kiem al te zien is in de vroegere pogingen van The Body Shop en Ben & Jerry’s om producten op de markt te brengen met duurzame ingrediënten uit bedreigde regenwouden) ontlokte sceptici het commentaar dat deze bedrijven producten verkopen die geen grote omzet hebben. Er is geen agro-industrieel die wakkerligt van het feit dat hij in de verkoop van açaí of maté achterblijft.

‘Nieuwe producten kunnen de functie van een ijsbreker hebben,’ antwoordt Oosterwijk, ‘daarna volgen de grote schepen. Ze kunnen de voorbeeldrol op zich nemen die Ben & Jerry’s en The Body Shop twintig jaar geleden hadden. Ze kunnen een gids zijn voor andere bedrijven.’

Gourmetijs, duurzame buitensportkleding en natuurlijke verzorgingsproducten – met inmiddels enorme afzetmarkten – werden per slot van rekening ook als nicheproducten beschouwd toen pioniers als Ben & Jerry’s, Patagonia, The Body Shop en Aveda in de jaren negentig opkwamen. Mintel, een invloedrijk Amerikaans marktonderzoeksbureau, noemde ‘supervoedingsmiddelen uit het Amazonegebied’ (waaronder açaí) de nummer één van de top-10 van supermarkttrends voor 2007, met op de tweede plaats ethisch zakendoen. Het Nederlandse onderzoekbureau Datamonitor heeft ‘superfruit’ (waaronder, opnieuw, açaí) gerangschikt als tweede trend (na ‘meer toepassing van omega-3-vetten’).

Blijft de vraag hoe ver de capaciteit reikt van de in de natuur geïntegreerde productiemethoden van bedrijven als Sambazon en Guayakí. Is het mogelijk dat de aarde zes miljard mensen kan voeden zonder dat gebruik wordt gemaakt van een industriële, op monocultuur gebaseerde landbouw? Ofwel: hoe relevant is deze nieuwe tendens voor de toekomst van de voedselvoorziening?

Het zijn vragen waaraan de voortrekkers van deze nieuwe stroming in de beweging van verantwoord ondernemen zich nog niet wagen. Maar intussen staat wel vast dat de gangbare industriële aanpak van de landbouw vooral ook leidt tot gigantische verspilling. Gezien vanuit de ecologie van de planeet is grootschalige productie zeker niet de meest efficiënte landbouwmethode. De verkenning die de ‘meer dan biologische’ bedrijven hebben ingezet, zal daarom ongetwijfeld nog leiden tot nieuwe inzichten over de perspectieven van de wereldwijde voedselvoorziening.

Dit nieuwe type bedrijven komt op een interessant moment in de geschiedenis. De toekomst van de biologische industrie en het hele idee van sociaal verantwoord zakendoen lijkt in de uitverkoop. Voor sommigen is het schokkend te zien dat vooraanstaande bedrijven met natuurlijk producten de laatste tijd zijn opgeslokt door grote ondernemingen, zoals The Body Shop door L’Oreal, Tom’s of Maine (persoonlijke verzorging) door Colgate-Palmolive en Green and Black’s (chocolade) door Cadbury, in het kielzog van de eerder verkochte Stonyfield Farms (aan Danone), Aveda (aan Estee Lauder) en Ben & Jerry’s (aan Unilever). Ook is er bezorgdheid over de toekomst nu grote bedrijven zoals Kellogg’s en Heinz en mega-winkelketens zoals Wal-Mart zich op de biologische markt storten (zie ook Ode, oktober 2006).

‘Ik voorzie een grote groei van de biologische industrie,’ vertelt Pollan, die in zijn vorig jaar verschenen bestseller The Omnivore’s Dilemma zowel de doorsnee agrarische industrie als de biologische voedingsmiddelenindustrie heeft geanalyseerd. ‘Boeren die merken dat ze op het ene gebied de concurrentie niet meer aan kunnen, beseffen dat ze beter voor andere distributiekanalen kunnen produceren. Er is ruimte voor beide. Sommigen profileren zich met socialere principes, anderen met een humanere behandeling van dieren. Er zijn allerlei manieren om de markt op één lijn te brengen met de natuur, en dat geldt met name voor voeding.Voeding is een prima beginpunt. Industriële biologische productie is niet het alfa en omega van voeding,’ vervolgt Pollan. ‘Biologische productie is geen panacee voor alle problemen. Toen de regels voor biologische productie werden opgesteld, ging de aandacht vooral uit naar het gebruik van chemische middelen. Er is niet gekeken naar sociale kwesties en arbeidsmarkt en ook niet naar het welzijn van dieren. Zo zijn er meer dingen die er niet bij zijn betrokken, zoals energieverbruik. Het is bijvoorbeeld niet bekend of biologische productie op zich iets uitmaakt voor het broeikaseffect.’

Ronnie Cummins, oprichter van de Organic Consumers Association, een Amerikaans netwerk van 850 duizend consumenten die maatschappelijk verantwoord consumeren, voegt daaraan toe: ‘Het positieve is dat de vraag naar biologische voeding zo snel groeit dat niemand er volledig aan kan voldoen.’

Cummins pleit voor een nieuwe aanpak die stimuleert consumenten en bedrijven tot een ruimere definitie van de termen biologisch en duurzaam. ‘De markt van fairtrade-producten groeit in Westerse landen nog sneller dan die voor biologische producten’, weet Cummins. ‘En een andere belangrijke trend op dit moment is de vraag naar lokaal geproduceerde spullen. Dit soort ideeën heeft in combinatie met de biologische beweging een meerwaarde. Er is een ware vloedgolf van belangstelling vanuit de markt voor nieuwe ideeën.’

Het verschil tussen moderne, meer dan biologische bedrijven en vroegere maatschappelijk verantwoorde ondernemingen kan het beste worden geïllustreerd aan de hand van Adina World Beat Beverages. Eén van de oprichters is Greg Steltenpohl, die als oprichter van Odwalla, de bekende maker van vruchtensappen, een belangrijke rol heeft gespeeld in de eerste golf van bedrijven voor natuurlijke voeding. Met de oprichting van Odwalla in 1980 had Steltenpohl een simpel doel: de gezondheid bevorderen met een alternatief voor suikerrijke frisdranken. Daar slaagde hij deels in doordat zijn bedrijf in 2000 werd overgenomen door Coca-Cola, zodat winkels in alle uithoeken van de wereld kon worden bereikt.

De ambitie van Adina is hetzelfde, maar gaat nog verder. Het idee is afkomstig van medeoprichtster Magatte Wade-Marchand, die tijdens een bezoek aan haar geboorteland Senegal zag dat Amerikaanse frisdranken de gezondere fruitdranken die de mensen vroeger dronken, volledig hadden verdrongen. Op basis van recepten voor drankjes die van oudsher in Senegal, Jamaica en Cuba op straat werden verkocht, maakt Adina sappen die zijn opgepept met voedzame kruiden en toevoegingen als ginseng, astragalus, spirulina en duindoorn. Ze streven ernaar alleen biologische fairtrade-ingrediënten te gebruiken.

‘Vroeger ging het bij biologische en natuurlijke voedingsmiddelen om de persoonlijke gezondheid’, vertelt Steltenpohl. ‘Dat heeft ze zo populair gemaakt en dat is ook belangrijk. Maar je kunt de biologische beweging niet los zien van het milieu en maatschappelijke rechtvaardigheid. Nu gaat het erom te zorgen dat het totale productieproces de hele aarde ten goede komt.’

Guayakí is in 1996 opgericht door Alex Pryor, geboren in Argentinië, waar zeven keer meer yerba maté wordt verkocht dan koffie. Maté geeft dezelfde kick als cafeïne, maar bevat veel meer gezonde bestanddelen dan koffie of thee. Pryor had grote hoeveelheden meegenomen naar Amerika toen hij ging studeren aan de Polytechnic State University van Californië. Zijn vrienden begonnen allemaal maté te drinken in hun examenweek, nadat ze tot hun verrassing hadden gemerkt dat ze de hele nacht konden doorstuderen zonder hun gebruikelijke dosis koffie. Dit bracht Pryor op het idee om bij wijze van klassenproject maté op de campus te gaan verkopen en dat was het begin van alles. Hij vroeg zijn beste vriend David Karr, ook een fanatiek matédrinker, om de drank samen met hem in Noord-Amerika te introduceren.

Pryor is nu weer in Buenos Aires en leidt daar de Zuid-Amerikaanse tak van Guayakí terwijl Karr leiding geeft aan de activiteiten in Noord-Amerika. ‘We willen een brug slaan tussen consumenten die gezonde producten willen, en telers die zorgzaam zijn voor de aarde’, vertelt Pryor na afloop van de lunch in de goed onderhouden tuin tussen zijn huis en het kantoor van Guayakí erachter.

Zijn Engels is uitstekend, maar Pryor kijkt bezorgd, alsof hij twijfelt of hij hun doelstelling duidelijk genoeg heeft geformuleerd. Hij springt op, loopt haastig naar zijn kantoor en komt terug met een foto die hij aan mij geeft. Het is een luchtfoto van een bos. Ik kijk vragend naar hem. ‘Ik heb deze foto uit een vliegtuig genomen’, vertelt hij. ‘Het is één van onze velden met yerba-maté in Paraguay.’

Het is een broeierige lentedag in het Iguazu National Park, één van de laatste resten subtropisch regenwoud in het noordoosten van Argentinië. Er is nog maar vijf procent over van het oorspronkelijke Atlantische bos in Argentinië, Paraguay en Brazilië. De rest is gekapt voor het hout en voor landbouw, zoals yerbaplantages voor de maté die de Argentijnen de hele dag thuis en op hun werk drinken.
Even buiten het park maak ik met Alfonso en Gladys Werle een tour door hun yerbavelden, die er duidelijk anders uitzien dan de akkers die ik langs de snelweg een paar kilometer verderop heb bekeken. Het blad is veel groener, wat volgens Alfonso komt door de biologische verbouw – nog steeds een zeldzaamheid in Argentinië. Naar zijn zeggen smaakt biologische maté ook zoeter en zitten er meer vitamines, mineralen en aminozuren in, die de cafeïnekick enigszins compenseren.

Het opvallendste verschil zijn de bomen: veertien verschillende soorten, zoals cancharana en lapacho, die van nature voorkomen in het Atlantische bos en door het echtpaar Werle op alle velden zijn geplant. Hun droom en die van Guayakí, die hun hele oogst opkoopt, is dat dit veld over een paar jaar een natuurlijke uitbreiding van het regenwoud van het park wordt en toch nog steeds maté van topkwaliteit oplevert. Hun land fungeert al als een belangrijke corridor voor wild, waardoor jaguars en andere bedreigde diersoorten vrijelijk heen en weer kunnen trekken tussen het Iguazu-park en een ander nabijgelegen nationaal park in Brazilië. Alfonso en Gladys Werle en Guayakí hopen dat dit land – waar ook biologische bananen, limoenen en ananassen groeien en de geluiden van vogels, koeien, varkens, kippen, honden en kinderen weerklinken – een visitekaartje wordt, waaruit blijkt dat herstel van het Atlantische regenwoud kan samengaan met bestaanszekerheid voor boeren.

Alfonso loopt naar het midden van het veld om één van de geplante bomen te onderzoeken en kijkt dan met een brede lach om. ‘Dit is pas echt van de landbouwhervorming,’ roept hij.

Meer weten?
De websites van de genoemde organisaties

- Adina World Beat Beverages: www.adinaworld.com

- Guayaki: www.guayaki.com

- Jungle Products: www.junglepi.com

- Organic Consumers Association: www.organicconsumers.org

- Sambazon: www.sambazon.com


Bron: ode.nl

3 comentários:

Anónimo disse...

Chika,

Veel succes met je blog en vanzelfsprekend wil ik graag bijdragen aan het succes van dit blog en straks de site!

Anónimo disse...

Beste Chika,

Het heeft even geduurd maar hier dan mijn reaktie op dit artikel.

Sommige initiatieven lijken heel goed te zijn maar hebben neveneffekten waar niemand aan denkt omdat men geen idee heeft van de situatie ter plaatse.

Ik woon nu al bijna weer 5 jaar in de Amazone-delta en de eerste tijd is dat in Macapa geweest.
Daar waar het projekt Brasamazon opgezet is.

Voor de mensen hier in de omgeving is Acaï, samen met maniokmeel en wat visjes die ze uit het water kunnen halen de enige wat ze over het algemeen op tafel kunnen zetten en Acaï wordt als ontbijt, bij het middag én avond eten gezet als een hoognodige bron van proteines, vezelstoffen, vitamines en mineralen......je kan bijna zeggen dat dat hetgeen is wat de mensen op de been en gezond houdt!

Nu komt er een bedrijf en die koopt alle Acaï op voor de export!

Zal je zeggen "daar heb je die zeikerd weer met z`n kommentaren" maar de Acaï is nu een luxe aan het worden die de gewone mens hier niet meer kan betalen.....de prijzen schieten de grond uit!

Wat, en dat weet ik van Belem, eerst voor iedereen toegankelijk was voor de prijs van R$ 2.00 kost nu, in het laagseizoen R$ 12,00 en dat wil weer zeggen dat de grote nmassa dat niet meer kan kopen!

De oplossing zou zijn dat zo`n bedrijf aan gaat planten wat ze exporteren.......maar ja, dat kost tijd, moeite en geld!

Ik zal kontakt met dit bedrijf opnemen om te vragen of ze even naar mijn zichtpunten willen kijken en dan zal ik het antwoord (wat waarschijnlijk niet zal komen!) wel plaatsen!

Ik denk dat ik wel weer "nieuwe vrienden" zal maken op deze manier!

Overigens mijn komplimenten voor de site!

Ps. Ik heb al een mail gestuurd naar Andina en tot nu toe nog geen boeh of bah!

Anónimo disse...

ChiKa een eigen site? Het moet niet veel gekker worden.
Veel suc6 hoor!
;)